þriðjudagur, janúar 23, 2007

Jazz - Try Tone Festival 2006 Hilmar Jensson Article by Koen Schouten

Hilmar Jensson
IJslandse bands centraal op European TryTone Festival

In IJsland wordt meer muziek gemaakt dan waar dan ook. Geen sferische fjørdenjazz, maar een borrelende mix van Europese en Amerikaanse invloeden. De muziekgeschiedenis van IJsland wordt op dit moment geschreven. Dat is berespannend.

Koen Schouten

Oktober 2006

Deel 1

IJsland lijkt op Nederland. Niet dat de rotsen en geisers doen denken aan onze polders en molens, of dat men er in vinexwijken leeft. In IJsland wonen op elke vierkante kilometer minder dan drie mensen. In Nederland vierhonderd. Maar IJsland heeft iets niet dat wij eveneens moeten ontberen: een muziek-geschiedenis. Waar de meeste Europese landen eeuwenoude tradities hebben van volksmuziek (Spanje, Griekenland, Italië) en klassieke muziek (Duitsland, Oostenrijk), moeten zowel Nederland als IJsland het doen met een handjevol schrale zingzeg-versjes. Wij blonken uit in schilderkunst, IJsland in literatuur. Verder hadden de arme boeren en vissers op het koude eiland het eeuwenlang veel te druk met overleven om muziek te maken.

Die achterstand is IJsland met sneltreinvaart aan het inlopen. Het land met driehonderd-duizend inwoners (minder dan in de stad Amsterdam) kent negentig muziekscholen, vierhonderd koren en evenveel orkesten. Twaalfduizend mensen volgen officiële muzieklessen, het aantal popbandjes en selfmade musici is enorm. De helft van de IJslanders woont in de hoofdstad Reykjavik en elke avond zijn daar tientallen concerten, jamsessies en voorstellingen. De stad heeft een van de grootste muzikantendichtheden ter wereld. Een allesomvattende verklaring voor de muzikale opleving van de laatste decennia is er niet. Vaststaat dat de groeiende rijkdom sinds de Tweede Wereldoorlog een rol speelt.

De export van vis en nieuwe geothermische technieken waardoor spotgoedkoop energie uit vulkanen kon worden gewonnen, zorgde ervoor dat mensen minder hard hoefden te werken en tijd overhielden voor leuke dingen. Ouders gunden hun kinderen de individuele ontplooiing waar voorheen geen ruimte voor was. In korte tijd werd een degelijk muziekklimaat van scholen en orkesten uit de grond gestampt. Minstens zo belangrijk is het momentum van koppige en gedreven jonge muzikanten, die zich niks van gebaande paden aantrekken en hun eigen gang gaan. Het lijkt typisch IJslands te zijn.

De internationale doorbraak van IJslandse popmuziek werkte daarbij extra stimulerend. Die kwam begin jaren negentig met de gitaarband Sugarcubes en hun zangeres Björk, die solo megasucces kreeg met haar bruisende, ideeënrijke dance en unieke stemgeluid. Ook de alternatieve, uitgestrekte onderwaterpop van Sigur Rós en de verwante, teder minimalistische ruiselectro van Múm doen het goed in het buitenland.

Maar wat is nu karakteristiek voor de IJslandse jazz? In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten, lijkt de muziek slechts voor een klein deel op de sferische fjørdenimprovisaties uit de nabijgelegen Scandinavische landen. Hoewel de IJslandse cultuur beter bij Scandinavië aansluit dan die van welk land ook, is er een duidelijk verschil. In Noorwegen en Zweden maken musici met veel succes gebruik van hun eeuwenoude liedculturen, in IJsland is die traditie simpelweg afwezig. De muziekgeschiedenis van het eiland is kakelvers. Hij wordt op dit moment vormgegeven. Dat is berespannend.

IJsland ligt niet alleen geografisch, maar ook muzikaal gezien tussen Europa en Amerika. De invloed van jazz uit de Verenigde Staten is er sterker dan in andere Europese landen. Sigurdur Flosason, één van IJslands bekendste saxofonisten, speelt volledig in de Amerikaanse traditie van bebop en moderne mainstream. Daarbij neigt hij, zoals meer IJslandse jazzmusici, meer naar het coole West Coast-geluid dan naar de heavy East Coast-klanken. Tegelijk zijn er muzikanten die op een open Europese manier improviseren, waarbij het minder om akkoordschema's gaat en meer om melodie en sfeer. De laatste jaren combineren musici op een steeds natuurlijker manier Europese flexibiliteit met een Amerikaanse no-nonsense aanpak.

Dat IJsland daarin voorop loopt is te danken aan zijn positie tussen deze twee culturen en de vrijheid van de musici door het ont-breken van een eigen traditie. De IJslandse jazzscene is divers, maar het potentieel aan publiek is klein. Wie geld wil verdienen met spelen moet het land uit. Daardoor richten IJslandse musici zich per definitie meer op het buitenland. Velen verblijven enige tijd ergens anders om er op te treden en opleidingen te volgen. Die invloeden nemen
zij weer mee terug naar huis. Daardoor zijn musici in Reykjavik haarfijn op de hoogte van de nieuwste muzikale ontwikkelingen in de wereld, en is er bijzonder veel uitwisseling tussen verschillende genres. De gitarist Hilmar Jensson is een mooi voorbeeld van een IJslandse muzikant met een mondiale blik. De samensteller van het European Trytone Festival 2006 begon als rockgitarist, leerde jazzstandards op het conservatorium in Reykjavik en studeerde daarna aan het prestigieuze Berklee School of Music in Boston.
Hij leerde er vooruitstrevende jonge Amerikaanse musici kennen waaronder Jim Black en Chris Speed, dompelde zichzelf onder in de New Yorkse downtown-scene en verdeelt nu zijn tijd tussen IJsland, waar hij aan het conservatorium lesgeeft, en de Verenigde Staten.

Hilmar Jensson is curator van het European Trytone Festival, dat in het eerste weekeinde van november plaatsvindt in Tilburg en Amsterdam. Hij begon als rockgitarist, leerde jazz-standards op het conservatorium in Reykjavik en studeerde daarna aan het prestigieuze Berklee School of Music in Boston. Hij leerde er vooruitstrevende jonge Amerikaanse musici kennen waaronder Jim Black en Chris Speed, dompelde zichzelf onder in de New Yorkse downtown scene en verdeelt nu zijn tijd tussen IJsland, waar hij aan het conservatorium lesgeeft, en de Verenigde Staten. Op het European Trytone Festival brengt Jensson drie moderne, creatieve jazzgroepen die je wat hem betreft net zo goed rock-bands zou kunnen noemen.

Het begin
"Mijn vader leerde me wat akkoorden op gitaar toen ik zes was. Die heb ik jaren gespeeld. Als tiener ging ik in pop- en rockbandjes spelen, zowel covers als eigen nummers. In mijn late tienerjaren raakte ik geïnteresseerd in jazz en fusion en ben ik echt beginnen te studeren op mijn instrument. Op het conservatorium van Reykjavik heb ik traditionele jazz geleerd, standards gespeeld. Voor IJslandse musici is het gebruikelijk enige tijd in Europa of Amerika te studeren. Ik ben naar de Berklee School of Music in Boston gegaan. Dat is heel belangrijk voor me geweest. Ik leerde er muzikanten kennen die verder keken dan mainstream jazz, zoals drummer Jim Black, gitarist Kurt Rosenwinkel en de saxofonisten Chris Speed, Andrew D'Angelo en Seamus Blake. Daarmee begon mijn interesse voor free jazz en hedendaagse improvisatie. En met veel van deze musici speel ik nog steeds."

New York
"Toen ik klaar was met Berklee ben ik naar New York verhuisd. Ik heb er lessen genomen bij onder anderen Joe Lovano. En ik ben helemaal in de alternatieve downtown-scene gedoken. De club The Knitting Factory, daar kwam ik vaak. Ik heb er veel vrienden gemaakt, heel veel concerten gehoord. Ik woonde in een huis in Brooklyn samen met Chris Speed, Jim Black en Andrew D'Angelo. Met de laatste twee vorm ik Tyft, één van de twee bands waarmee ik ook op het Trytone Festival speel."

Amerika vs. Europa
"In Europa wordt wel eens beweerd dat er in de Verenigde Staten weinig nieuwe dingen aan de gang zijn. Daar ben ik het niet mee eens. In muziekwinkels in Scandinavië zie je vaak dat de jazzbak vol staat met Scandinavische jazz, en dan verder een oud cd-tje van Miles Davis. Ik laat Europese musici geregeld Amerikaanse dingen horen die mij geïnspireerd hebben, en meestal kennen ze het helemaal niet. Zelfs Dave Douglas kennen maar weinigen, terwijl dat toch een beroemde trompettist is in zijn genre. Ik denk dat er overal op de wereld veel interessants gebeurt. Het is heel moeilijk bij te blijven, dat is juist spannend."

Jazz
"De term 'jazz' betekent niets voor mij, eerlijk gezegd. Het kan alles zijn, of niets. Ik heb dan ook geen sterke mening over wat jazz is en wat niet. Ik ben niet zo met labels bezig. Als muziek goed is ben ik geïnteresseerd, anders niet. Jazz is altijd een muzieksoort geweest die veel invloeden kon omarmen. Het heeft nu zoveel stijlen in zich opgenomen en er zijn zoveel verschillende subgenres – net zoals er honderden verschillende soorten rockmuziek zijn - dat het steeds moeilijker wordt alles te benoemen. Ik denk dat het heel interessant is dat al die stijlen en genres gemengd worden. Hoe je het noemt kan ons musici weinig schelen."

Maar...
"Voor het publiek is het natuurlijk wel lastig. En wij moeten dat publiek zien te bereiken. De band Alasnoaxis van Jim Black waar ik in speel, die is zwaar rock-georiënteerd. Maar omdat we een jazzachtergrond hebben en in Europa met een jazzagent werken, spelen we voornamelijk op jazzpodia. Dat was in het begin wel frustrerend, mensen die kwamen om te swingen kregen hun jazzkicks niet bevredigd. Nu we wat bekender zijn is het anders. Ik zou nog steeds graag de oversteek maken naar rockzalen. Ik denk dat veel mensen die daar komen in ons geïnteresseerd zouden zijn."

Trytone: New ways of rock
"Met het programma van het festival wil ik precies die scheidslijnen weghalen en daarmee een nieuw publiek aanspreken. De drie bands die spelen zijn alles behalve typisch jazz. Mijn groep Napoli 23 is sterk beïnvloed door Amerikaanse minimalistische muziek, zoals die van Steve Reich. Tyft is maximalistisch, hard rockend en soms erg agressief. Het zijn tegengestelde bands, zowel in aanpak als in klank. Flis is een band van jonge, krachtige IJslandse musici die bij mij hebben gestudeerd. Zij gooien alles wat ze leuk vinden in hun muziek, en dat is bij deze generatie van twintigers veel. Heel avontuurlijk. Ik hoop dat het festival mensen stimuleert iets nieuws en iets fris uit te komen checken en dat men zich niet af laat schrikken door het label jazz. Dat zou te gek zijn."

Deel 2

De IJslandse groepen die begin november op het European Trytone Festival spelen kun je volgens gitarist en samensteller Hilmar Jensson even makkelijk rockbands als jazzbands noemen. Het past in recente ontwikkelingen waarbij musici zich steeds minder zorgen maken of wat ze doen wel in een straatje past. Na jazzhelden als Wes Montgomery en John Scofield zijn metal, minimal en Bulgaarse volksmuziek de nieuwe inspiratiebronnen.

Je zou het een teruggang naar de roots kunnen noemen. Veel jazzmuzikanten van de jongere generaties zijn als tiener begonnen met muziek maken in pop- en rockbands. Daarna rolden ze in de zogenoemde serieuze muziek, volgden een opleiding waarbij op klassieke stijlen wordt gefocust. Maar na verloop van tijd grijpen steeds meer musici terug naar hun vroege jaren. Het bandjes-gevoel rukt op in de door gelegenheids-combo's gedomineerde jazzscene. Een gitaar mag vervormd klinken, het volume gaat omhoog. Voor Hilmar Jensson kwam het omslagpunt toen hij ging spelen in de onder alternatieve jazzliefhebbers populaire band Alasnoaxis van drummer Jim Black. Daarvoor was zijn spel voornamelijk beïnvloed door dezelfde helden als van talloze jazzgitaristen: Wes Montgomery, John Scofield, Bill Frisell. "Om de stukken van Jim Black te kunnen spelen heb ik mijn geluid moeten aanpassen. Het zijn heavy, rockgeoriënteerde nummers die niet goed klinken als je ze speelt met een standaard clean jazzgeluid. Ik moest effecten gebruiken: sustain en distortion. Dat had ik sinds mijn jeugd niet meer gedaan. Ik moest mijn hele benadering van klank opnieuw overdenken. Inmiddels voel ik me heel comfortabel bij dat geluid."

Het is terug te horen in Tyft, Jenssons band met Jim Black en saxofonist Andrew D'Angelo. De gitarist laat zijn instrument knarsen, schuren en schrapen. Ook zijn dwingende riffs en ongeciviliseerde akkoorden refereren meer aan metal dan aan jazz. Toch is Tyft geen band waarin rechttoe rechtaan gescheurd wordt. De nummers zijn hoekig en dwars, met veel verrassende onderbrekingen en terzijdes, diepgaande improvisaties en soms verleidelijk gevoelige passages. In die zin past de band uitstekend bij Trytone. Veel bands rond het Amsterdamse muzikantencollectief gaan op een vergelijkbare manier te werk.

Een andere gedeelde interesse is Jenssons voorliefde voor onregelmatige maatsoorten. Die vindt zijn oorsprong in de periode dat hij samen met Jim Black en de saxofonisten Chris Speed en Andrew D'Angelo in één huis woonde in de wijk Brooklyn in New York.
Op zeker moment raakten de musici collectief verslaafd aan Bulgaarse muziek. Ze studeerden fanatiek op de traditionele ritmes en melodieën. Speed en Black zijn samen de band Pachora begonnen, waarvan de basis ligt bij Bulgaarse volksmuziek. Jensson raakte steeds meer geïnteresseerd in het idee om verschillende onregelmatige ritmes te combineren. "Dus geen doorlopende groove, maar echte hoekigheid. De muziek van de saxofonist Tim Berne was daarbij ook belangrijk. Hij schrijft weliswaar weinig in wisselende maatsoorten, maar het klinkt wel zo. Een paar jaar geleden heb ik ook een Zweedse metalband ontdekt: Messhugah. Een ongelooflijke groep die heel interessante ritmes speelt. Zij heb-ben een grote invloed gehad op de nieuwste plaat van Tyft, 'Meg Nem Sa'. Ik ben al meer dan tien jaar bezig met onregelmatige maatsoorten, maar ik merk dat het nu steeds meer een geïntegreerd geheel is geworden. Ik neem me niet vooraf voor om iets onregelmatigs te schrijven. De melodieën die ik bedenk blijken dat gewoon vaak te zijn."

Het minimalistische, sfeervolle en veel minder ritmegerichte Napoli 23 is in meerdere opzichten een tegenpool van Tyft. De nadruk ligt op de verleidelijk ijzige viool van Eyvind Kang en de baritongitaar van Skúli Sverrisson. Jensson kleurt subtiel om hun sterke stemmen heen, samen met drummer Matthías M.D. Hemstock. Van de drie groepen op het festival neigt Napoli 23 nog het meest naar weidse Scandinavische fjørdenmuziek. Maar volgens Jensson komt die invloed eerder bij Amerikaanse klassieke componisten vandaan, zoals Terry Riley en Steve Reich en de latere minimalistische scene in Chicago, met onder andere de band Tortoise en violist en componist Tony Conrad.

Het pianotrio Flis is door Jensson geselecteerd omdat de band de jongste generatie IJslandse musici representeert, die van allerlei ingrediënten een eigen muzieksoort samenstelt. Flis klinkt vergeleken met de meeste huidige pianotrio's verfrissend on-pretentieus. Een riedeltje barpiano, grappig neuzelende exotica, een gemeende, klassiek lyrische ballad: het komt allemaal voorbij op een ontwapenend natuurlijke manier. Je hoort de bandleden genieten van het spelen, genieten van muziek zonder bijbedoelingen of vooropgezette strategieën. Dat is zeldzaam.

Het European TryTone Festival begint in Zaal 100 met een door Jensson geleide improvisatieavond aan de hand van een gecomponeerde structuur waar alle festivalmusici in mee zullen doen. Jensson: "Iedereen is zo verschillend. Als alles goed gaat ontstaat een uniek concert waarin we de sterke punten van iedereen kunnen combineren. Geen chaotische bende, maar een mooi geheel." En die IJslandse sound, hoe zit het daar nou mee? "Die bestaat niet. Ik hoop het niet, tenminste."

Source:
http://www.draaiomjeoren.com/artikelen/jensson.html

Engin ummæli: