sunnudagur, janúar 21, 2007

Etoiles Polaires Review by Markus Niementhaler December 2004 Vooruit, Gent, Belgium

Etoiles Polaires
4 december 2004, Venue Vooruit, Gent, Belgium

Markus Niementhaler

07/12/2004

Eerlijk gezegd begon het ons serieus te duizelen, toen we het programmaboekje van het Vooruit Geluid Festival "Etoiles Polaires" onder ogen kregen. Acht dagen lang zou het kruim van het muziekwereldje van rond de noordpoolcirkel resideren in de Oost-Vlaamse studentenstad, uitgerekend in een periode dat onze agenda ons bitter weinig speelruimte bood. De avonturen van Think of One met de drie Inuit keelzangeressen uit Nunavik zouden we moeten missen, net als de passages van singersongwriters Mugison, Eberg, de soundscapes van Stafrænn Hákon, de slaapkamer-elektronica van Kippi Kaninus, de Samizangeres Mari Boine en de eskimorap van Nuuk Posse. Maar wat er ook mocht gebeuren: zaterdag 4 december moésten en zouden we naar de Vooruit afzakken, voor de optredens van múm en Slowblow in de Theaterzaal en voor levende legendes Apparat Organ Quartet en Trabant in respectievelijk de Balzaal en het Kafee.

Voor het hoe en het waarom van het succes van al die IJslandse bands, verwijzen we u graag door naar de websites van het Radio 1-programma Cucamonga en de krant De Morgen, twee media van bij ons die al jaren aandacht besteden aan de muzikale ontwikkelingen van boven de noordpoolcirkel. Natuurlijk mogen we vandaag gerust spreken van een hype – en voor één keer een terechte hype - , het is alleen maar te hopen dat al dat lekkers binnen afzienbare tijd, wanneer er weer een nieuwe modegril opduikt, niet bij het restafval wordt gedumpt. De meeste van deze bands timmeren al jaren aan de weg, en in de slipstream van Björk, Sigur Rós en múm krijgen ze de publieke belangstelling en de artistieke erkenning die zij op basis van hun muzikale kwaliteiten verdienen. Laten we het hier dus vooral niet hebben over toevalstreffers of eendagsvliegen…
Zo’n bruisende scene waarin iedereen als het ware iedereen kent en iedereen dan ook met om het even wie in drie vier bandjes speelt, is natuurlijk geen uniek gegeven. Kijk maar naar wat er bij ons gebeurt, of naar het Duitse plaatsje Weilheim, waar eveneens rond een vrij kleine groep muzikanten bands ontstonden als The Notwist, Lali Puna, Ms John Soda en Tied & Tickled Trio. Het grote verschil is waarschijnlijk het eilandgevoel en de daaruit volgende “do it yourself”-mentaliteit, die ertoe leidt dat er in Reykjavik en omstreken zo eigenzinnig wordt gemusiceerd.

Genoeg gezeverd echter, over naar de orde van de dag. Zoals kon verwacht worden, zat de Theaterzaal afgelopen zaterdag zo goed als vol voor de doortocht van múm. Geen echt concert dus, dat hadden we al in het voorjaar, in de A.B., maar omdat we toen allemaal zo goed hadden opgelet en beleefd geapplaudisseerd, had de IJslandse band nog een toemaatje in petto voor ons land: een live-opvoering van ‘Sleeping Bicycle’, het radiohoorspel dat in eigen land in de prijzen viel en voorheen alleen in Parijs werd opgevoerd. Het betrof hier voor ons dus een vrij unieke gelegenheid. ‘Sleeping Bicycle’ is een adaptatie van ‘Svefnhjólid’, een novelle uit 1990 van de IJslandse auteur Gyrdir Elíasson. Het is het verhaal van een jonge auteur die, met pak en zak en schrijfmachine, met een oude Suzuki-motor door IJsland tuft en terechtkomt in een kleine, nogal merkwaardige gemeenschap. ‘Sleeping Bicycle’ slingert tussen komisch, poëtisch en mythisch; tussen droom en werkelijkheid; tussen echte mensen en figuren uit de onderwereld…
Verteller van dienst was Ragnar Kjartansson, beeldend kunstenaar en zanger-gitarist bij Trabant en The Funerals (en percussionist bij Kanada), terwijl drie múm-leden aan de slag gingen met elektronica, gitaar, accordeon, melodica, zingende zaag en dies meer. Sommige mensen zullen zich misschien wat gestoord hebben aan de nogal lijzige manier van vertellen van Kjartansson, al bij al leverde de combinatie op zijn best enkele magische momenten op. múm bewees in het verleden al (met Andri Snær Magnason) dat ze wel weg weten met poëzie, zo’n evocatie van een prozatekst is voor hen dan ook gesneden brood. Het enige minpunt(je) was echter dat het op den duur nogal lang duurde. We weten het, je kan geen verhaallijnen halverwege doorknippen, de lijzige, soms een tikkeltje onduidelijke manier van voorlezen maakte dat het moeilijk was de hele voorstelling door even aandachtig te blijven.

Na ‘Sleeping Bicycle’ zou er een korte, technische pauze volgen, waarbij we best konden blijven zitten, werd ons gemeld. IJslanders blijken echter goed opgevoede jongens en meisjes te zijn, die nooit een vin zullen verroeren zonder voorafgaande toestemming. Dat was althans de verklaring van Orri Jonsson, één van de spilfiguren van Slowblow, waarom die korte pauze dan toch nog langer duurde dan voorzien: de groep was er klaar voor, maar ze stonden te wachten tot iemand van de organisatie hen het podium kwam opjagen.
Slowblow is een band die inmiddels vier cd’s op haar naam heeft staan, waaronder de soundtrack van de prachtfilm "Nói Albinó"i. De regisseur van deze film is niemand minder dan Dagur Kari, samen met Orri Jonsson de harde kern van Slowblow. De groep maakt lo-fi pop, en dat mag in hun geval zelfs bijna een eufemisme heten. Het duo werd op het podium bijgestaan door ondermeer Kristín Anna Valtdysdóttir en Örvar Thóreyjarsson Smárason van múm, en bracht een collectie uiterst fragiele, ragfijne en haast aandoenlijk slordige liedjes ten gehore uit de laatste, titelloze cd en uit de soundtrack van Nói Albinói. De groepsleden wisselden bijna na elke song hun instrumenten uit, wat ertoe leidde dat er niet bepaald veel vaart zat in het concert. Daar stond dan weer tegenover dat die wisselingen wel voor meer variatie zorgde. Jonsson en Kari wisselden elkaar ook af aan de microfoon, een niet onverstandige zet wanneer je geen van beiden zingt als een nachtegaal, en werden daarbij geregeld geassisteerd door de karakteristieke stem van Valtdsdóttir.

Het was al bijna half elf toen een heuse volksverhuizing zich in gang zette. De menigte had lang genoeg moeten stilzitten, en toog van de Theaterzaal naar de Balzaal. Heel even moesten we denken aan een troep scholieren die zich van de turnzaal naar het chemielokaal begaven, maar nee, dit was geen nachtmerrie: in de mist die het podium omhulde, doken plots vier aartslelijke, in sjofele kostuums gestoken figuren (en één doordeweeks geklede, knappe manskerel) op: Apparat Organ Quartet. Bekendste bandlid is ongetwijfeld muzikant-componist-producer Jóhann Jóhannsson, die tijdens Etoiles Polaires ook nog te zien was met Karanova (met onze landgenoot Peter Vermeersch) en tevens de muziek componeerde voor ‘IBM 1401, A User’s Manual’, een dansvoorstelling van Erna Ómarsdóttir. Maar Jóhannson is niet de enige creatieve duizendpoot bij A.O.Q. Drummer Ómarsson geselde in het verleden al vellen en stokken in een punkband, Hördur Bragason is ook nog organist in een Lutherse kerk en werkte ooit samen met de Oostenrijker Hermann Nitsch.
Wie de muziek van Apparat Organ Quartet oppervlakkig beluistert, zal meteen aan Kraftwerk denken. Een vergelijking die ergens wel hout snijdt, maar toch niet helemaal opgaat en door de groep zelf wordt weggelachen door de bandleden op de cd-hoes niet voor te stellen als robots maar als Lego-mannetjes. Terwijl de Duitsers dertig jaar geleden hun eigen synthesizers ontworpen en bouwden, gaan de IJslanders op zoek naar afgedankte apparatuur, die van de schroothoop wordt gered en een tweede leven krijgt bij de vier geschifte orgeldraaiers. Met dit instrumentarium – aangevuld met speelgoedsynthesizertjes en waardeloze Russische rommel - wordt naar hartelust geëxperimenteerd; analoge keys worden bijvoorbeeld aangesloten op gitaarversterkers, met een erg vuile sound tot gevolg. Ook wat de nummers zelf aangaat, worden alle mogelijke stijlen met elkaar gecombineerd: glamrock, punk, elektro, aanstekelijke pop, brokken oubollige horrofilmmuziek en avantgarde worden aan elkaar genaaid tot een muzikaal monster van Frankenstein, dat bovendien een potsierlijk – maar onweerstaanbaar – dansje uit de leden schudt.
Nadat er werd afgetrapt met ‘The Anguish of Space-Time’ (een aanzwellende dreun die de zaal langzaam aan naar het kookpunt voerde) werd er overgeschakeld op de goed in het oor liggende melodietjes van o.a. ‘Global Capitol’ en ‘Romantika’. De mensen die waren afgezakt naar de Balzaal vonden het geweldig, en de band werkte zich met een brede glimlach in het zweet. Na vijf nummers werd er dan ook collectief naar adem gehapt, zodat de groep een korte rookpauze inlaste. Na goed drie kwartier (het kan ook een klein uurtje geweest zijn, de tijd vloog gewoon) verdween A.O.Q. voor het eerst naar de coulissen. Dat was buiten het Gentse publiek gerekend, dat de groep tot twee keer toe weer het podium opfloot.

Omstreeks half twaalf zat het er echt op en werden we vriendelijk verzocht het feestje beneden verder te zetten, in het Kafee. Daar had Trabant het podium ingenomen, een groep die ooit nog de hort op mocht met Gus Gus. De band – enkele jaren geleden nog een elektroduo – is intussen aangegroeid tot een vijftal, met de eerder genoemde Ragnar Kjartansson als blikvanger. Ook hier vijf leden die van alle markten thuis zijn, meer zelfs: met zijn allen houden ze er eigenlijk twee bands op na. Behalve de sexy mix van R&B, funk en elektro die ze met Trabant maken, leiden deze jongens een parallel bestaan als countrygroep The Funerals.
Dat deze groep eerder dit jaar mocht optreden in het presidentieel paleis zegt dan weer meer over de smaak en de mentaliteit van de IJslandse president. Muzikaal is Trabant niet meteen de meest verfijnde band uit het Hoge Noorden, met hun opvallende podiumact bewijzen ze dat het er in die contreien bijwijlen warm aan toe kan gaan. Een opvolger van debuutplaat “Moment of Truth” is naar verluidt in de maak, in Gent konden we ons laven aan de stevige live-uitvoeringen van “Enter Spacebar”, “Lady Elephant” en “Nasty Boy”.

Met pijn in het hart verlieten we iets voor enen Gent, in de wetenschap dat er de komende dagen nog zoveel leuke en mooie dingen gingen komen die we jammer genoeg aan ons voorbij moesten laten gaan. Gelukkig konden de pas aangeschafte cd’s van Mugison, Slowblow en Singapore Sling voor enig soelaas zorgen tijdens de lange rit naar huis…

Engin ummæli: